- 07 March 2016 -
Onze belangrijkste morele opdracht is solidariteit
CZ-topman Wim van der Meeren vindt dat er nogal wat overbodigs gebeurt in de zorg, maar één ding staat voor hem vast: ‘We blijven betalen voor comazuipers, dikzakken en rokers.’
In de nieuwsbrief van het Platform NieuweZorg is een interview te lezen met CZ-topman Wim van der Meeren. Daarin heeft Van der Meeren het over positieve gezondheid. “Dan kun je met een chronische kwaal toch gezond zijn. Een veel interessantere zienswijze, die nogal consequenties voor de zorg zou moeten hebben.”
Hoe denk jij over positieve gezondheid? Praat daarover mee in de Goedleven community!
Lees hieronder het volledige interview.
Onze belangrijkste morele opdracht is solidariteit
interview | CZ-topman Wim van der Meeren vindt dat er nogal wat overbodigs gebeurt in de zorg, maar één ding staat voor hem vast: ‘We blijven betalen voor comazuipers, dikzakken en rokers.’
Wim van der Meeren neemt altijd de trap naar zijn kantoor. En de topman van zorgverzekeraar CZ weet hoeveel treden hij moet afleggen voordat hij op de vierde verdieping is van het hoofdkwartier in Tilburg: honderd. Het is zijn kleine bijdrage aan zijn eigen gezondheid, waar hij overigens niet voor beloond zou willen worden met een lagere premie voor zijn ziektekostenverzekering; dat zou botsen met de solidariteitsgedachte waar CZ – ooit een ziekenfonds – op stoelt. Van der Meeren was ambtenaar bij de provincie Gelderland toen hij in 1986 de overstap naar de zorg maakte. Hij deed dat omdat hij besefte dat het ‘heel wat beleidsnota’s zou vergen om Gelderland wat mooier te maken’, terwijl hij als bestuurder van een verpleeghuis direct kon bijdragen aan het bestaan van 275 zieke mensen. Het illustreert, zegt hij, dat in de zorg welhaast per definitie met bezieling wordt gewerkt. “Dat is gewoon met het vak verbonden. Toen ik directeur was van het Elisabeth-ziekenhuis in Tilburg, was het mijn ambitie er het liefste ziekenhuis van Nederland van te maken. Voor nieuwe medewerkers hield ik altijd een verhaal waarin ik ze zei: snap in wat voor bedrijf je gaat werken, iedereen heeft hier pijn, is bang, mensen maken de vreselijkste dingen mee…” Een bedrijf waarbij je liever geen klant bent, als klant al het goede woord is. “Precies. En dat moet je je als medewerker dus goed bewust zijn. Instituten hebben de neiging het werk in protocollen te willen gieten, maar het gaat uiteindelijk altijd om de achterliggende bezieling; als je die niet hebt, ga je echt de mist in.” Toch klagen ook mensen in de zorg dat hun intrinsieke motivatie door schaalgrootte, protocollen en andere organisatorische mechanismen wordt ondergraven. “Dat kan, maar het is ook een kwestie van persoonlijke verantwoordelijkheid: die moet je wel pakken. In de zorg werken professionals die zelf moeten kunnen uitleggen hoe ze hun werk willen organiseren. Dat is wel eens lastig, dat snap ik wel, er is ook altijd druk, bijvoorbeeld als het gaat om de financiën. Maar onmogelijk is het zeker niet.”
Wat is goede en bezielde zorg eigenlijk? Zijn we in het Westen niet te veel geobsedeerd geraakt door gezondheid? “Dat is een belangrijke kwestie. We hanteren nog altijd de definitie van de Wereldgezondheidsraad, de WHO, van vijftig, zestig jaar geleden, die spreekt over ‘a state of total physical and mental well-being’. Nou, dan ben ik ook niet gezond. Terwijl iemand als arts-onderzoeker Machteld Huber – wij zijn hier erg dol op haar – daar het concept van ‘positieve gezondheid’ tegenover stelt: de capaciteit om je aan te passen. Dat is volstrekt iets anders. Dan kun je met een chronische kwaal toch gezond zijn. Een veel interessantere zienswijze, die nogal consequenties voor de zorg zou moeten hebben.” Gezondheid is dan: zelfstandig zijn binnen de mogelijkheden die je lichaam je biedt? “Ja. Ermee om kunnen gaan, tot een zinvolle levensvervulling kunnen komen.” Terwijl de WHOdefinitie lijkt te verlangen dat iedereen dolgelukkig is. “En dat zien we terug in een zekere medicalisering van de samenleving. Mensen zoeken nogal eens excuses in het medisch circuit om dingen niet te hoeven of niet te kunnen – dan is het een vlucht.” Je kunt ook, terwijl je niet ziek bent, steeds de verzekering willen hebben dat je gezond bent. “Vre-se-lijk! Je vergalt dan je leven met onzekerheid die nergens op slaat. Het helpt ook niet. Het almaar zoeken naar dingen die er zouden kunnen zijn… er zijn echt vragen te stellen bij bevolkingsonderzoek. Ik ken een chirurg die veel borstkanker-operaties doet, tevens hoogleraar medische psychologie, die zegt: bevolkingsonderzoek verlengt alleen de periode waarin mensen zich ervan bewust zijn ziek te zijn. Per saldo schiet je er niets mee op. Neem die preventieve bodychecks…” Zoals de Prescan? “Die is gelukkig verboden, en ik hoop dat dat ook zo blijft. Dat is een idiote vorm van marktwerking, waarin een gezond iemand, iemand is die nog niet genoeg onderzocht is.” Maar je kunt toch van alles met je meedragen? “Zeker. Heel veel mensen hebben allerlei vaatkluwen in hun hersenen die best gevaarlijk zijn, maar dat wil je toch helemaal niet weten? We doen op dit moment massaal darmonderzoek, dat roept echt wel ethische vragen op. Want we weten dat er ook mensen zullen sneuvelen door het onderzoek, terwijl ze helemaal geen kanker hebben.” En er worden gevallen aan het licht gebracht die anders verborgen waren gebleven, die mensen kunnen – al dan niet met succes – geopereerd worden. Moet je dan gaan rekenen: zoveel levens verloren, zoveel levens gespaard? “Cijfers kunnen wel helpen. Als de verhouding is dat één persoon overlijdt en er duizend worden gered, dan is de keuze snel gemaakt. Maar als het om het even is, dan moet het feit dat je gezonde mensen blootstelt aan een gevaarlijk onderzoek wel zwaar wegen. Ik behoor op dit punt een beetje tot de sceptici. Al was het maar omdat ik vind dat je niet alles moet medicaliseren. Het heeft ook te maken met een behoefte alle risico’s uit te sluiten. Maar er bestaat ook nog zoiets als het lot.” En de dood. “De dood ook. Zo is het. Laatst werd de oude vader van een van mijn collega’s ziek. Kanker. Ik zeg dan meteen: pas op, pas op – in welke circuits kom je terecht? Als je bij een orgaanchirurg in behandeling komt, dan bestaat het gevaar dat hij alleen dat orgaan in jou ziet. In mijn ziekenhuistijd heb ik eens een heel boze neuroloog aan mijn bureau gehad, omdat een intensivist een patiënt niet wilde toelaten tot de intensive care. De man is stervende, zei de intensivist. Maar neurologisch is hij nog helemaal goed, zei de neuro-chirurg. Er kwam een opname op de ic, maar de natuur was genadig, de man ging gelukkig snel dood. Wat voor zin had het gehad het stervensproces te rekken?”
Heeft een verzekeraar de taak – formeel of moreel – om zich met dit soort vraagstukken te bemoeien? “Wij hebben te maken met verschillende morele opdrachten. De belangrijkste voor ons is die van de solidariteit. Wij zijn voortgekomen uit de katholieke arbeidersbeweging, met als principe: als een van ons ziek wordt, betalen we dat met z’n allen. We hebben 3,5 miljoen verzekerden, sommigen van hen worden ziek, en zij moeten goede zorg krijgen. Maar het mag niet zo duur worden dat de anderen niet meer kunnen of willen betalen. “De zorgkosten in Nederland zijn zo ontzettend hoog – afhankelijk van de berekening 70 tot 90 miljard per jaar – dat er rare debatten ontstaan. Toen het kabinet even overwoog een deel van de premie inkomensafhankelijk te maken, hoorde ik mensen zeggen dat ze niet wilden betalen voor comazuipers, dikzakken, rokers. Terwijl ik er sterk voor ben dat we daar wél voor betalen. Een slecht huwelijk is ook heel ongezond, net als te hard werken, maar ik zou niet in een wereld willen leven waarin we elkaar zo de maat nemen. Ik wil ook geen korting geven aan mensen die niet roken, of de trap nemen. Dat is de bijl aan de wortel van de solidariteit, daar beginnen we niet aan.” Waar liggen mogelijkheden om in de zorg geld te besparen? “Ik hou van oneliners, en hier geldt: baat het niet, het schaadt altijd. Denk aan overbodig onderzoek of te dure medicijnen. In Nederland kunnen we daar niet goed mee om gaan. We hebben een debat gehad over hoeveel een mensenleven mag kosten, naar aanleiding van de zeer dure medicijnen voor de ziekte van Pompe en die van Fabry, maar het dilemma is niet opgelost. Stel: we hebben een 108-jarige, die heel erg dement is en verlangt naar de dood; investeren we nog een miljoen om hem een paar weken langer te laten leven? Nee, natuurlijk niet. Maar maak hem jonger en breng het bedrag omlaag, en het wordt veel moeilijker. In essentie is dat een politiek vraagstuk. Waar de politiek overigens nooit uit zal komen, en misschien maar goed ook. Ik ben een beetje beducht voor de ultieme transparantie hierin, ik stel toch ook prijs op de wijsheid van de medicus.” De verzekeraars bepalen niet welke behandelingen worden vergoed – dat doet het Zorginstituut Nederland – maar u krijgt wel met de wanhopige patiënten te maken. “Wat bij ons bijvoorbeeld heeft gespeeld, zijn gevallen van neuroblastoom, een zeldzame vorm van kinderkanker. Ouders belden ons: hun arts uit het Erasmusziekenhuis had hen doorwezen naar Philadelphia, voor een zeer specifieke behandeling die buiten het pakket viel. Kosten drie, vier ton. Voor CZ. Wij hebben een gesprek gevoerd met de arts: gaat dit het kind helpen, of durf jij de ouders niet te vertellen dat de toestand kansloos is? Volgens hem ging het helpen. Het resultaat is dat wij nu in drie jaar 2,5 miljoen euro hebben besteed aan acht kindjes die naar Philadelphia zijn gegaan. Vijf leven er nog, maar hoe lang, dat weten we niet. Waarom betalen we? Ik stel mijzelf dan de vraag: zou ik op tv durven vertellen dat we dat níet doen? Want mensen zoeken soms de publiciteit, als laatste strohalm. Oud-Menzis-collega Roger van Boxtel weigerde de vergoeding van een vage Belgische behandeling tegen clusterhoofdpijnen voor een jonge meid – dat leidde tot een YouTube-filmpje, dat haalde de tv, en hij is vervolgens fysiek bedreigd.” Beslist u zelf over een casus als van deze kinderen? “De eerste keer wel, daarna niet meer. De directeur die erover ging had er slecht van geslapen, dus toen hebben we er samen naar gekeken en besloten: we ondervragen de verwijzende arts heel kritisch, maar als hij zegt dat het moet, dan doen we het.” Dat de wereld van het grote geld een ‘amoreel universum’ vormt, zal niemand verrassen. Maar hoe staat het met de moraal in andere sectoren, van de accountancy tot het onderwijs, van de olie-industrie tot de gezondheidszorg? Deel 10 van een serie.
Bron: Digitale Platform NieuweZorg.
Kijk voor meer informatie over het Platform NieuweZorg op www.platformnieuwezorg.nl.